Foto: Gretel Coorevits

Van Himst: “Voetbalde ik nu, dan was ik een soort Kevin De Bruyne”

Paul Van Himst is een klinkende naam in het voetbal. De oud-speler van Anderlecht is volgens kenners de beste Belgische voetballer aller tijden. Hij speelde maar liefst 566 wedstrijden voor paars-wit en was daarmee recordhouder tot Olivier Deschacht recent over Van Himst wipte. “Deschacht is een voorbeeld voor de jeugd. Ik gun hem dat record, maar ik heb niet het gevoel dat mijn status nu veranderd is”, zegt de viervoudige Gouden Schoen daarover. Een interview met één van België’s grootste sportmannen over het voetbal, maar vooral over het leven.

DOOR GRETEL COOREVITS

Tussen de jaren ’60 en ’70 maakte Paul Van Himst (73) het mooie weer op de Belgische voetbalvelden. Hij debuteerde al op zijn zestiende en zou uitgroeien tot de beste Belgische voetballer ooit. Na zijn actieve carrière zocht de Brusselaar zijn weg. Na een korte pauze werd hij trainer van een jeugdploeg van Anderlecht en later zou hij het A-team onder andere naar de UEFA-cup loodsen, de enige trofee die hij in zijn actieve voetbalcarrière zelf niet won. In 1990 nam hij afscheid van het voetbal door het koffiebedrijf Brésor over te nemen. Twee jaar geleden sukkelde Van Himst met zijn gezondheid: hij had een longontsteking en onderging een bypass-organisatie aan zijn hart. Nog maar pas ontslagen uit het ziekenhuis, verloor hij zijn geliefde echtgenote Arlette Neckebroeck, met wie hij 50 jaar samen was. Ondertussen nam de voormalige dribbelaar opnieuw de draad op.  Hij gaat nog dagelijks naar Anderlecht, waar twee van zijn kleinzonen voetballen. En hij vindt zijn geluk in zijn koffiebedrijf. Daar interviewden we hem. Op de achtergrond van het keukentje hangen (ploeg)foto’s van toen. Het zijn de stille getuigen van de succesvolle voetbalcarrière van ‘Popol’. “Ze hangen hier, dus ik moet er wel naar kijken”, zegt hij al lachend.

Je hebt veel records achter je naam staan, onder andere dat van het grootste aantal gouden schoenen, wat betekenen die records voor jou?

PAUL VAN HIMST: “Het is een beloning van je globale carrière. Ik won vier keer de Gouden Schoen en werd eenmaal verkozen tot Gouden Schoen van de Eeuw. En dat doet natuurlijk plezier want dat geeft een zeker ‘cachet’ aan je carrière. Toch vind ik dat die records er zijn om gebroken te worden. De tijd vliegt en alles wordt moderner.”

Je wordt over de clubgrenzen heen erkend als één van de beste Belgische voetballers ooit. Vaak hebben rivaliserende supporters het moeilijk om toe te geven dat een bepaalde club een topspeler in zijn rangen had. Maar bij jou is dat niet zo.

“Ik heb altijd in Anderlecht gespeeld, maar ik voelde nooit haat tegenover Club Brugge of Standard. Voor mij waren dat tegenstrevers. En net zoals in Anderlecht heb je goede en minder goede supporters bij andere ploegen. (lacht)

Ik denk dat dat komt omdat ik kwaliteit had en ervoor leefde. Zonder kwaliteit kun je het niet maken, maar als je er hebt, dan moet je er toch ook voor leven. En tenslotte komt er een portie geluk aan te pas.

Ik ben heel vroeg begonnen als voetballer. Ik was ook bijvoorbeeld 20 jaar toen ik trouwde. Ik heb een formidabele vrouw gehad die mijn carrière steunde en ik heb snel drie kinderen gekregen. Dat was belangrijk, want je moet ook iemand hebben die mee leeft met je carrière.

Ik heb me ook altijd goed verzorgd. Tenslotte denk ik dat een sportman ook een beetje een voorbeeld moet zijn voor de jeugd. Als je de evolutie van de jeugd nu ziet, alles wat erbij komt, drugs en zo… Op dat vlak heb ik ook altijd geprobeerd om een voorbeeld te zijn.”

Je kon makkelijk de knop omdraaien. Op het veld waren het tegenstanders, maar erna niet meer.

(onderbreekt) “Ja. Tijdens je carrière heb je niet veel vrienden. Je hebt je kameraden met wie je voetbalt, maar erbuiten heb je niet zoveel vrienden. Iemand die ik heel goed kende en die een heel toffe man was, was Fernand Boone die toen in de goal speelde bij Club Brugge. Ik had zo enkele vrienden bij Standard met wie ik speelde in de nationale ploeg. Maar echt veel contact met andere mensen heb je in je actieve carrière niet.”

Op 29 oktober verbrak Olivier Deschacht je record van het grootste aantal wedstrijden voor Anderlecht. Deed het je iets toen dat record verbroken werd?

“Neen eigenlijk niet. Mensen vragen me dat natuurlijk he, maar dan zeg ik dat wij in een heel andere periode gespeeld hebben. Ik heb acht keer kampioen gespeeld met Anderlecht. Als je nu naar de beginfase van de Champions League kijkt dan zie je dat de ploegen in poules onderverdeeld worden en dan speel je al snel minimum zes wedstrijden.

In onze periode was dat anders. Als je pech had, kon je er al uit liggen in de eerste ronde als je bijvoorbeeld Real Madrid, Bayern München of Milan lootte. Dat is helemaal veranderd. Er worden nu meer wedstrijden gespeeld.

Olivier Deschacht is een voorbeeld voor de jeugd. Een jongen met minder kwaliteit die het toch gemaakt heeft door hard te werken. Hij heeft altijd moeten vechten voor zijn plaats want Anderlecht heeft dikwijls iemand anders gekocht om in zijn plaats te spelen, maar hij is altijd terug gekomen (grinnikt). Daarnaast gaat hij al heel lang mee. Dan moet je je verzorgen.

Eigenlijk komt het altijd op hetzelfde neer: goed trainen en jezelf verzorgen. Het is een beloning voor Deschachts carrière. Dat hij mijn record verbroken heeft, verandert niets aan mijn statuut, normaal niet.” (lacht)

Je zei daarnet dat je een voorbeeld probeerde te zijn voor de jeugd. Vind je dat er nu te weinig voorbeelden zijn in de huidige generatie voetballers?

“Euh goh, ja. (twijfelt). Er zijn er niet zo veel. Het succes van de nationale ploeg is ook dankzij Hazard en De Bruyne. Dat zijn mannen die het ook maken bij de grote ploegen op internationaal en Europees niveau. Ik ken hen een beetje en jongens als Lukaku, Hazard en De Bruyne zijn toch spelers die een voorbeeld kunnen zijn voor de jeugd. Die een normaal leven hebben en die in topploegen spelen. Als je in zulke ploegen speelt en je loopt niet mee of je verzorgt je niet, dan ga je niet lang mee. Die mannen doen dat wel. Daarom kan je hen toch als voorbeeld zien.”

Rode Duivels

Je speelde heel wat wedstrijden voor onze nationale ploeg en je bent oud-bondscoach, hoe schat je de Rode Duivels in?

“Ik heb in een generatie gespeeld waar toch ook veel talent in zat met Raoul Lambert, Johan De Vriendt, Roger Claessen en Wilfried Van Moer. Achteraan hadden we een sterke verdediging en een heel goede keeper. Internationaal waren we niet zo hoog gequoteerd als de Rode Duivels nu. We speelden ook allemaal in België. Het voordeel van de Rode Duivels nu is dat ze in het buitenland spelen, waar de aanpak toch nog veel professioneler is.

Onze nationale ploeg heeft misschien wel de beste keeper in Europa met Courtois. We hebben een stevige verdediging en kunnen kiezen uit drie spitsen met een verschillend profiel. En dan hebben we nog twee toppers lopen, Hazard en De Bruyne. Dat zijn mannen die bij de top 10 van beste spelers in Europa  behoren.”

Dus eigenlijk zeg je dat ze tot meer in staat moeten zijn dan ze tot nu toe getoond hebben?

(twijfelt) “Ja en neen. Ik vind dat ze nu in een makkelijke groep zitten om zich te kwalificeren voor het WK in 2018. Met ploegen die normaal niet meekunnen met de Belgen. Ze hebben nog niet bewezen tegen topploegen dat ze beter zijn. Tegen Spanje is België recent nog weggespeeld  en op het WK twee jaar terug tegen Argentinië is het ook niet goed afgelopen.

Onze Rode Duivels stonden dan misschien een hele periode eerste op de wereldranking, maar dat kwam door het makkelijke programma, niet omdat ze een ploeg als Spanje, Italië, Argentinië of Brazilië geklopt hadden. En dat wordt de volgende uitdaging. Er zullen misschien wat spelers verdwijnen omdat ze ouder worden, maar de basismannen kunnen toch nog drie à vier jaar mee.”

Een toernooi winnen, zit dat erin volgens jou?

“Dat kan, maar ik denk dat je ook een beetje geluk moet hebben met de loting. Bij een trekking is het te zien tegen welke ploegen je uitkomt. In belangrijke wedstrijden moeten de grote spelers opstaan. Dat is eigenlijk tot nu toe tegengevallen tegen die grote ploegen.”

Mensen hebben vaak de neiging om vroegere prestaties met nu te willen vergelijken. Wat vind je daarvan?

“Voetbal is een sport waarbij je kan vergelijken. De basis blijft altijd hetzelfde: je hebt klasse of je hebt ze niet. Je ziet het of je ziet het niet. (Interview wordt onderbroken omdat boezemvriend Eddy Merckx belt). Ik denk dat de goede spelers van vroeger met de aangepaste training en begeleiding nu ook de beste zouden zijn. Alleen is voetbal veranderd. In mijn periode vroegen ze minder loop- en defensief werk van een spits. In het moderne voetbal moet iedereen meespelen. Individueel bepaalt nog de uitslag, maar de collectiviteit is belangrijker geworden.”

Als we dan toch vroeger met nu vergelijken. Als jij nu zou spelen, welk soort voetballer zou jij dan zijn?

“Als ik nu zou spelen, zou ik een genre De Bruyne zijn, maar dan zou ik nog meer als spits spelen. Af en toe moet De Bruyne ook als spits spelen. Maar hij trekt veel terug, wat het gemakkelijker maakt. Wat moeilijk was voor mij is dat een trainer me nooit heeft gezegd:  ‘Paul, val terug in het midden, want als je daar een bal recupereert dan heb je met jouw kwaliteiten toch veel meer ruimte.’

Vooraan is het altijd man op u, bal krijgen, trekken duwen en boem (slaat in zijn handen). Ik zou dus een genre De Bruyne zijn als voetballer nu. Maar ik denk dat ik nét meer doelpunten maakte omdat ik meer vooraan speelde, dus het is een beetje wikken en wegen.”

Net heeft Eddy Merckx gebeld, hij is een van jouw beste vrienden, trekken iconen elkaar aan omdat ze hetzelfde hebben meegemaakt? 

“Neen. Eerst en vooral moeten twee karakters bij elkaar passen. Ik heb nog koffie verkocht bij Eddy’s ouders in de winkel in Wolluwe en zo heb ik Eddy leren kennen toen hij nog beginneling was. Ik ben hem dan eens tegengekomen op het moment dat Eddy stopte met zijn carrière en ik al gestopt was. We gingen eens tennissen samen. Ook tussen onze families klikte het goed en zo zijn wij dus boezemvrienden geworden.

Nu is dat niet meer ‘Eddy Merck – Paul Van Himst’. Die spelen eigenlijk niet meer mee he. Eddy is mijn broer die me belt en niet de oude coureur. Wij hebben wel een verschillend karakter. Eddy is de doordrijver, ik hou me gemakkelijker een keer in. Bepaalde dingen voelen we gelijk aan, zoals bijvoorbeeld respect voor mensen en collegialiteit. Wij proberen de massa niet op te zoeken. Het is eerder omgekeerd. We moeten daarmee leven, maar af en toe ben je eens graag op je gemak.”

Doorheen jouw leven heb je ook wel eens afstand genomen van het voetbal. Na je carrière ben je even gestopt alvorens je als trainer een jeugdploeg van Anderlecht onder je arm nam.

“Ja maar ik denk dat dat ook een beetje een algemeen verschijnsel is van mensen die aan de top gestaan hebben. Op een moment trek je je terug en daarna kom je er terug in. Ik heb nog een jaar in Aalst gespeeld en erna nog een jaar in RWDM. Dan was het gedaan en heb ik mij van het voetbal niet te veel meer aangetrokken. Ik heb die zaak hier overgenomen en daarna ben ik dan terug gekomen als trainer. Maar ik denk dat dat vergelijkbaar is met andere sporters historisch gezien.

Het is zo dat je na je actieve carrière een weg moet zoeken. En dat is soms moeilijk bij jongens. Aan de ene kant had ik in het voetbal kunnen blijven, maar dan word je trainer en als trainer blijf je niet je hele leven in België. Ik was niet de man die dat kon of wilde. Ik zag mezelf niet naar het buitenland gaan zodat ik mijn familie maar eens om de zes maanden zag.”

Niet zoals Georges Leekens.

“Neen inderdaad. Die omstandigheden zijn misschien anders. Het hangt van zoveel af, bijvoorbeeld van het familiale. En ik ben tevreden dat ik die zaak overgenomen heb. Ik heb mijn zoon die Brésor nu runt en mijn dochter die hier meewerkt. ’s Morgens bekijk ik de mails en de papieren. Af en toe komt er eens iemand binnen en ’s middags ga ik eens iets eten met een ‘client’. En zo gaat het leven verder. Als de actieve carrière gedaan is, begint er een ander leven en dan moet je keuzes maken. (Gebruikt zijn handen terwijl hij dit zegt). En die keuzes zijn niet altijd zo gemakkelijk. Want je mag heel veel geld hebben, toch vind ik dat de kwaliteit van het leven ook bepaald wordt door de dingen die je doet en waar je plezier in hebt. Die keuzes zijn dus niet altijd zo gemakkelijk te maken.”

Kleinkinderen

Je zegt het zelf, je hebt jouw weg gevonden in het leven, je hebt nu ook kleinkinderen.

“Ja zes.” (Glimlacht warm)

Als ik het correct heb, voetballen er twee van.

“Neen, vijf. Ik heb er vijf die voetballen, er is maar één meisje bij. De oudste Youri speelt nu bij Gent-Zeehaven. Daar heeft hij een contractje getekend op het einde van het jaar. Ik heb er één die in Halle speelt. De kleinste jongen speelt in Dilbeek. En dan heb ik er twee die in Anderlecht spelen, bij de U13 en U16.”

Eén ervan is Amando. Youri kreeg zijn opleiding bij de beloften van Anderlecht. Wat doet het met u om uw kleinzonen te zien voetballen?

“Eerst en vooral word je supporter van die mannen. Ik heb daar wel mijn plezier in want ik zit ook nog alle dagen in Anderlecht. Ik ga Amando, de kleinste bij Anderlecht halen. Ik ga eens naar de training kijken en als ik af en toe geen zin heb, dan zit ik in het buffet met de grootouders of ouders van de andere spelertjes. Mijn kleinzonen volgen maakt ook een deel uit van mijn dagelijks leven nu. Daardoor heb ik in het weekend een zwaar programma, want ik heb er één die op zaterdagmorgen speelt, één op zaterdagnamiddag en Youri speelt dan soms nog ’s avonds. Maar enfin, ik probeer het zo veel mogelijk te volgen.

Begeleiden? Niet speciaal. Als ik naar de training of de match ga en als de kinderen dan vragen: ‘Hein, Papi, heb ik goed gespeeld, heb ik dit of dat goed gedaan?’…
Wat de mensen ook denken, ik probeer dat zo sober mogelijk te houden en de kleine dingetjes eens zeggen. ‘Ik heb je dat twee keer zien doen, ik zou dat zo niet doen, je moet daar eens op letten…’ Maar niks meer dan dat. De rest moet in u zitten he.

“Volgens mij heeft Amando de meeste kwaliteit van alle vijf. Het is een struise jongen voor zijn ouderdom. Hij eet graag en hij heeft altijd honger. Dan zeg ik hem: “Ja Amando, je moet een klein beetje opletten hé jongen, niet te veel eten ook niet he.”

Ik heb een foto meegebracht. Hier zie je jezelf naar Amando kijken.

“Da’s tegen Zulte Waregem precies. Naast mij staat Claudia, mijn dochter. Als je Amando’s benen ziet, dan zijn dat kastaars he. Hij is 12, hij is ook nog één van de jongste. Ik vind dat mooi, zulke foto’s.” (met warme stem)

Herken je jouw eigen speelstijl een beetje in die jonge jongens?

“Youri is een heel grote jongen. Hij heeft een andere morfologie dan Amando. Amando en Niels, die in de U16 van Anderlecht speelt, hebben meer dezelfde lichaamsbouw als ik. Jérémy die in Aalst speelt is groot en struis, een sterke jongen ook. Maar Amando en Niels zijn een beetje de twee die qua bouw hetzelfde zijn als ik. Qua bovenlichaam en benen zo.”

Dus Amando lijkt wel een beetje op u.

“Ja, Amando heeft wel een goede morfologie om voetbal te spelen. De andere ook hoor. Maar Youri wordt nu 21 jaar en heeft altijd het nadeel gehad van zijn grootte. Dan ben je niet zo snel, maar zondag heeft hij meegespeeld met Gent-Zeehaven tegen Halle. Hij had maanden niet gespeeld en hij heeft zijn plan getrokken. Hij is ook struiser geworden. Het zal nooit iemand zijn die 9 seconden loopt over honderd meter, maar hij gaat wel sterker worden door op het goede moment te vertrekken. Als je een beetje sterker bent, dan kan je dat compenseren.”

Anderlecht

Momenteel gaat het niet super met Anderlecht. René Weiler is een relatief jonge trainer. Wat doet het met een icoon van Anderlecht zoals jezelf als Weiler beweert dat Anderlecht “nog geen grote club is”?

“Ik denk dat dat niet echt overeenstemt met de werkelijkheid. Anderlecht is nog steeds een grote club. Ze hebben een periode gehad waarin het wat minder goed gaat. Wat mij een beetje pijn aan mijn hart deed toen ik naar Zulte-Waregem-Anderlecht ging gaan kijken, was dat ik Waregem tijdens de tweede helft goed zag voetballen en rondtikken. Voetbal waarvan men geniet, dan zeg ik: ‘Tiens Waregem kan dat, dus Anderlecht zou dat ook moeten kunnen.’ En dan kan je je vragen stellen.

Weiler is een jonge trainer die goed presenteert. Ik ken hem niet zo goed, maar als ik zijn interviews lees, blijkt het dat hij eigenlijk een beetje een keikop is. Hij is een trainer die voor het eerst bij een topclub komt en die niet weet wat er kan gebeuren. Ik weet het niet, maar we krijgen geen collectiviteit. Dat is niet alleen dit jaar zo, het al bijna langer dan twee jaar dat we iets missen aan de basis.

Ik weet niet hoe ze trainen of wat ze trainen, maar als ik zo’n ploeg zou hebben, dan zou ik niet zoals Weiler zeggen dat ik geen kwaliteit heb. Want dat is niet waar. Er zit kwaliteit in, alleen moeten ze eens goed gezet worden. En in de week misschien wat meer matchen spelen op training en hen weer leren om maar twee keer aan de bal komen. Ook de beweging er terug in brengen want dat zie je niet in Anderlecht. Die beweging zag je bij Waregem wel. Ook andere ploegen kunnen dat, die in principe minder kwaliteit hebben, maar wel beter samen voetballen. En daar moet aan gewerkt worden.”

Op een gegeven moment stond Deschacht zelfs in de spits.

“Ja hij doet verschillende zaken, waarvan ik, en ik niet alleen, maar ook het bestuur zegt: ‘Wat doet hij nu?’ Maar eigenlijk kan dat allemaal ook hé. Je kan een verdediger als Kara de laatste tien minuten vooraan zetten als kopper, dat kan. Maar als zo’n keuze dan tegenvalt zoals in het duel tegen Waregem bijvoorbeeld, dan krijg je kritiek, natuurlijk

Weiler durft ook dingen te doen, waarvan ik zeg: “waarom niet?” Hij zet Acheampong als spits. Als je die speler goed kent, dan weet je dat hij als linkerflank met zijn snelheid wel iets kan proberen. Dan kiest Weiler daarvoor en heeft hij de pech dat dat ook tegenvalt en zo wordt alles bekritiseerd. Dat is ook het leven van een trainer, hij zegt dingen die hij beter niet zou zeggen.”

Verliezen is altijd pijnlijk

Om nog eventjes van het voetbal weg te gaan en naar het leven vandaag terug te keren. Je hebt het zelf al een paar keer aangehaald, je vrouw Arlette heeft veel voor je betekend. Hoe is jouw leven veranderd sinds dat ze gestorven is?

(praat stiller) “Och ja, euh. Je moet het gewoon worden, maar uiteindelijk geraak je daar niet aan gewoon. Ik heb geluk dat ik Youri heb. Vanaf het moment dat Arlette overleden is, is hij veel vaak bij mij. Vroeger ging ik naar huis, omdat ik mijn familiaal leven had.. En nu ben ik alleen, is dat gemakkelijk? Neen. Mensen zeggen dan: “Aja Paul, ge blijft gemakkelijk hangen.” Ik kom soms naar het bureau om half vijf alleen, ik ga een glas drinken met mijn zoon en af en toe iemand anders. Maar ik zie me niet naar huis gaan om 17 uur alleen in mijn ‘fauteuil’ gaan zitten tot ’s avonds 22 uur. Dan ga ik liever nog een glas drinken. Ik ga tegen half zeven naar Anderlecht om de kleine te halen. En zoals gisterenavond, Youri kwam van training. ’t Was kwart voor negen en hij zei mij: ‘Ja we gaan iets eten bij Papi in Bijgaarden. We kunnen op tv de match van Club Brugge zien.’

Maar je leven… Iemand verliezen waar je vijftig jaar mee geleefd hebt is niet zo evident hoor. Je wordt altijd geconfronteerd met de werkelijkheid. Maar er zijn andere zaken ook. Ik las vandaag een artikel in de krant over een madam die een bakkerij gaat beginnen omdat ze twee kinderen verloren heeft, kinderen verliezen is ook iets. Maar iemand verliezen is altíjd pijnlijk. Maar enfin het gaat… Zo goed en zo kwaad als ’t maar kan.”

Je bent vaak op Brésor terug te vinden. In 1961 werd het bedrijf opgestart en terwijl je al voetbalde in de eerste ploeg werkte je hier al.

(onderbreekt) “Ja maar, ik was die eigenaar eens tegengekomen. Wij trainden na de middag en ’s morgens gingen we nog werken. Eigenlijk deed ik bureelwerk bij Labor, het bedrijf van de toenmalige voorzitter. En ik kwam die man, meneer Niel tegen en ik zei tegen hem: ‘Tiens in de fond. Ik kan koffie voor u meepakken.’ ’s Morgen ging ik toch de baan op en zo ben ik met koffie begonnen. En is dat altijd een ding in mijn leven geweest, die koffie.

Ik ben dan vier jaar in Anderlecht proftrainer geweest, daarna van de nationale ploeg. Ik heb ook een beetje immobiliën gedaan op een gegeven moment. En dan heb ik een keuze gemaakt: blijf ik in het voetbal of pak ik de zaak over? En ik heb die zaak van die meneer over genomen, ondertussen is mijn zoon Frank erbij gekomen.”

Inderdaad je hebt Brésor overgenomen in 1990. Ondertussen zet jouw zoon het werk verder. Ik merk wel dat wanneer je met de koffie bezig bent, dat dat je voldoening geeft.

“Euh ja. Als ik iets doe, dan probeer ik het toch goed te doen. Ik probeer ook iets echt goeds te maken van mijn job in de koffiesector. Ik zeg ook: mannen: kleine details spelen een grote rol. Bij een goede koffie moet je niet te veel dosering hebben, dan moet de maling goed zijn en moet het water goed zijn. Ik vind dat boeiend.

In het voetbal is dat hetzelfde wat trainen betreft. Trainen is niet altijd lopen, in voetbaltraining moet je ook eens een dag rusten. Het is altijd een beetje wikken en wegen. Neem nu Eddy, Eddy’s ‘veloos’ he. Bij Eddy is de stand van het zadel belangrijk. Een millimeter is voor hem heel belangrijk. Andere mannen zouden zeggen: “Een millimeter? Laat me niet lachen!” Maar een millimeter kan belangrijk zijn als je 200 of 300 kilometers moet rijden. En dat is in iedere job zo.”

Toch een beetje een perfectionistisch kantje dan.

“Ja, toch wel. Ik heb ook graag contact met de mensen. Ik ben er niet altijd van op de hoogte maar als ik mensen hoor klagen van: ik pak uw koffie niet om die of die reden, neem nu bijvoorbeeld de techniek. Dan bel ik naar die mensen. Want 9 op de 10 zijn dat zaken waarvan je niet op de hoogte bent. En dan bel ik eens naar die mensen, zo kan ik mij ook tegenover die mannen verantwoorden en moeten ze mij geen blaasjes wijsmaken. Dus ook op dat vlak een beetje perfectionistisch toch.”

Misschien heb je dat ook nodig om aan de top te geraken.

“Ik denk dat wel ja, die kleine details kunnen het verschil maken.”

Hoe wil je herinnerd worden door mensen?

“Ik wil herinnerd worden als … (denkt na). Als ik mensen tegenkom met hun kinderen en als die kinderen vragen wie ik ben, doet het me deugd als ze zeggen: ‘Dat is Paul Van Himst, de beste Belgische voetballer.’ Er zijn er natuurlijk anderen die een andere speler ietsje beter vinden, maar dat heeft er niets mee te maken.

En ook als een gewone man. Die kan relativeren. Iemand die veel bereikt heeft, maar toch nederig kon blijven want het ligt niet in mijn aard om constant de aandacht te trekken.”